Ze zaten met ze allen om het kampvuur, zoals wel vaker gebeurde. Airen leunde tegen Lupin aan staarde dromerig in het vuur. Ze hoorde de stemmen van de andere wazig om zich heen, en lette niet op wat er gezegd werd. Bij deze mensen voelde ze zich thuis. Ze waren een beetje net als zij. Allemaal hadden ze zo hun geheimen en hun bagage en daarom maakte het niks uit. Op deze mensen kon ze vertrouwen.
'Hallo, Airen??'
Snel schrok ze op uit haar gedachten en keek ze Talia aan. 'Ow sorry, wat zei je?'
'Zo, jij was ver weg!' Lachte Jamy.
'Ik vroeg of je de fles aan kon geven.' Giechelde Talia.
Airen lachte en strekte haar arm om de fles wijn door te geven. Talia pakte hem dankbaar aan en nam een paar vluchtige slokken. 'Ik hoorde dat je problemen had, Julie.' Ze gaf de fles door aan haar buurvrouw.
Julie pakte de fles aan en schudde haar hoofd. 'Het was niks, gewoon een stom akkefietje met de flikken.'
'Wat heb je nu weer gedaan?' Zuchtte Lupin.
'Het was maar een lippenstift.' Julie rolde met haar ogen. 'Ik wist niet dat die winkel ineens beveiliging gekregen had.'
'Dan had je moeten kijken.' Zei Airen eentonig. Plots voelde ze dat Lupin zich omdraaide. Ze kwam overeind en volgde zijn blik. Aan de rand van de open plek stond een meisje vrolijk te lachen. Airen kneep haar ogen samen en keek het meisje lang aan.
'Hoi.' Zei ze. Er kwam geen antwoord. De rest had haar onderhand ook gezien en het werd doodstil.